Tag Archives: Surabaya

Java (Indonesië)

Standard

De overtocht naar Java vond plaats op 25 februari. Op weg naar de ferry hadden we een Duits stel ontmoet waarmee het goed klikte. Zij hadden een homestay geboekt in de buurt van één van de beroemdste vulkanen van Java, de Ijen. Ze waren van plan deze te gaan beklimmen en nodigden ons uit om met hen mee te gaan. Wij hadden nog geen duidelijke plannen, dus gingen we hier graag op in. De homestay was bij een rustige, vriendelijke man en zijn gezin in een klein dorpje in the middle of nowhere tussen de rijstvelden; een prachtige locatie. Het oogde en gedroeg zich nog steeds als een gewoon boerendorp, maar het was duidelijk dat toerisme voor een versnelde modernisering had gezorgd (wifi, smartphones, een gemotoriseerde ploeg ipv een os, etc).

image

Het dorp

image
image
image

image

Deze vogelsoort leeft verderop in de jungle. Dit exemplaar was ooit als kuiken gevonden. Hij is vrij om te gaan, maar komt nog graag nog gedag zeggen en is dol op papaya!

We hebben vast al eerder geschreven over de hedendaagse gewoonte om alles met zonsopgang (of zonsondergang) te moeten zien. Zo ook de Ijen. Ondanks onze enigszins opstandige aard, ontkomen wij er zo nu en dan niet aan dat ook wij tot de ‘mens’, een kuddedier, behoren. Dus we vertrokken om één uur ‘s nachts met een taxi naar de voet van de vulkaan. Het was een steile klim tot aan de krater, maar het pad was breed en verkeerde in goede staat. Het bereiken van de krater was leuk, maar waar het pas echt om ging was de afdaling in de krater naar de rand van het krater meer. Daar zouden namelijk de “blauwe vlammen” te zien zijn die de Ijen zijn roem bezorgen. Even voor de top, bood een mijnwerker zich aan als gids. Normaal gesproken proberen wij (om met name financiële redenen) alles zoveel mogelijk zonder gids te doen, maar in dit geval wilden wij wel een uitzondering maken. In de krater van deze vulkaan wordt namelijk sulfiet gewonnen. De mijnwerkers die dit doen hebben geen enkele technologische middelen tot hun beschikking en moeten alles op eigen kracht de steile krater uit dragen. Als ze het goed voor elkaar hebben, hebben ze dan bovenop een karretje, waardoor ze meerdere ladingen uit de krater kunnen halen (hoe meer sulfiet, hoe meer salaris) alvorens het naar beneden (de parkeerplaats) te rijden. Onze gids had niet eens zo’n karretje (te duur in aanschaf) en moest dus zijn lading ook nog eens het hele eind naar beneden sjouwen. Hij kon op deze manier slechts twee ladingen per dag doen (één lading kostte hem zo’n vier uur). Uiteraard wordt dit onvoorstelbaar zware werk ook nog eens gruwelijk slecht betaald. Zeker als je het afzet tegen de bedragen die wij hier uitgaven. Wij betalen het tienvoudige van een mijnwerkers dagloon aan een taxi, die ons in drie kwartier naar de vulkaan brengt. De inspanning die hiervoor wordt geleverd staat niet in verhouding met die van de mijnwerkers. Dit gaf ons een enorm gevoel van onrechtvaardigheid en we waren blij dat we op deze manier onze mijnwerker-gids financieel konden steunen.

image

Een mijnwerker aan het werk te midden van giftige rook.

image

Het gestolde sulfiet, klaar om gemijnd te worden.

image

Ruim 70 kg. Ik kon er nauwelijks een stap mee zetten. Onze gids droeg dit naar boven over het steile oneffen pad!

De reden dat je deze krater nog voor zonsopgang bezoekt is dat je in het donker de blauwe vlammen kunt zien die op een aantal plekken in de krater vrijkomen als gevolg van een bepaalde natuurlijke chemische reactie m.b.t. het sulfiet. Een bijzonder fenomeen; leuk om daar getuige van te zijn!

image

Het kratermeer met de giftige sulfietrook. De blauwe vlammen waren helaas niet goed vast te leggen.

image

Vlnr: Sander, onze gids, Elle, Georg en Maike

image

Een panorama vanaf de kraterrand.

image

image

Uitzicht tijdens de afdaling terug naar de parkeerplaats

Daarna hadden we een aantal reisdagen met tussenstops in Banyuwangi, waar we voor het eerst waren overgeleverd aan hurk-wc’s die je handmatig met een emmertje water moet doorspoelen, Probolingo, waar we tevergeefs drie uur bij een minibus richting de Bromo vulkaan hebben gewacht – deze zou alleen vertrekken bij voldoende mensen, maar op een paar Duitsers na kwam er niemand meer bij – en Surabaya, waar Lisa en Elle zich hebben uitgeleefd bij de eerste westerse supermarkt (Carrefour) en we het meest teleurstellende Chinatown ooit hebben bezocht.

image

Vaak kregen we geen dekbed en als we het kregen...

Het goede treinnetwerk van Java bracht ons vervolgens in Surakarta, ook wel Solo genoemd. Hier verbleven we bij een overenthousiast (kuchend en snuivend) mannetje die ‘iets driemaal hard herhalen’ verwarde met ‘duidelijk praten’. Het was goedkoop en dat was te merken. Nu kijken Lisa en ik niet meer zo op van een rat en een kakkerlak (voor Elle was dit nog even wennen), maar het zegt wel iets over de staat van de accommodatie als ze aan alle kanten om je heen rennen. Het was dan ook hier dat we elkaar aankeken en besloten voortaan iets meer geld in accommodaties te investeren.
Inmiddels waren we het geluidsterrorisme van de moskees wel enigszins gewend. Vijf keer per dag schallen ze hun goddelijk gejammer door de straten van die arme Indonesiërs en hun gasten. In deze wijk stond er op elke straathoek een moskee en ze gaan allemaal keurig samen af. Wat ons betreft iets te veel van het goede. Of het verkeerde. Of iets daartussenin. Het is immers een geloof, toch?

De eerste avond gingen we naar een dansvoorstelling. Waarom ze toch steeds het label “dans” overal opplakken is ons een raadsel. Het was een toneelstuk met af en toe wat pasjes. Op een scherm naast het podium kregen we steeds in het Engels een korte samenvatting van de scène te lezen. De dialogen in het Indonesisch duurden echter zo eindeloos lang, dat het voor ons wat slaapverwekkend was. Daarentegen waren de kostuums prachtig om naar te kijken.
image

Het mannetje van onze homestay had overal vriendjes voor. Één van zijn vriendjes was een beroemde “batik” ontwerper, die ook cursussen aan toeristen geeft. Lisa en Elle hebben deze cursus gedaan. Batik is een vorm van doeken en kleding kleuren en versieren door het gebruik van was. De cursus vond plaats in een atelier dat bij een batik winkel hoort. (Om daar te komen moet je eerst de winkel door, vol met verleidelijke producten!) We kregen allebei een klein opgespannen doek. Stap 1 is met potlood op het doek je ontwerp tekenen. Als beginner krijg je gelijk het advies om niet te klein te tekenen. (Lisa is van de kleine freutel tekeningen). Bij stap 2 werd naast ons een klein gasbrandertje geplaatst die een pot van klei vol met hete was warm hield. Met een batikpen, een soort van koperen bakje op een stokje, tekende we vervolgens ons ontwerp na. Je doopte de pen in de hete was, het bakje vulde zich met was, dat er vervolgens via de tuit langzaam uitliep. Het was even oefenen; niet te dunne en niet te dikke strepen trekken! Stap 3 is kleuring aanbrengen met een klein sponsje op een stokje. De verf is vaak anders dan het eindresultaat! Bij stap 4 werd alles gespoeld en werd met heet water de was eraf gehaald. Et voila! Onze batik doeken waren klaar!
image

Lisa had al sinds de eerste hotsprings op Bali last van een verstopt oor. Dit was nu een week geleden en begon inmiddels ook pijnlijk te worden. Dus we moesten onze geplande bezoeken aan de beroemde paleizen van Solo inwisselen voor een bezoek aan het ziekenhuis. Hier was het een drukte van jewelste en ons bezoek leidde tot enige hilariteit bij de dames achter de receptie, die ineens al hun kennis van de Engelse taal van stal moesten halen. De kno-arts sprak gelukkig voldoende Engels (met name binnen zijn jargon) en met een klein stofzuigertje wist hij al Lisa’s klachten weg te nemen. Een enorme opluchting! Toch weer een hele belevenis, zo’n Indonesisch ziekenhuis. Na een ziekenhuisbezoek in Marrakech, een spuit in haar bil van de dierenarts in Bolivia en de outback-verpleger in Australië, kan ze nu “op elk continent een dokter bezoeken” van haar ‘bucket list’ afstrepen!
Na het ziekenhuisbezoek wilden we onszelf trakteren op een iets duurder Italiaans restaurant: Oh Sólo Mío. De becek (fietstaxi) bestuurder blufte van tevoren dat hij de weg wist, maar moest onderweg aan iedereen de weg naar het restaurant vragen. Stel jezelf voor in een fietstaxi, met achter je een oud mannetje dat om de dertig seconden “Oh sólo míooo?” roept. Hilarisch toch? Wij vonden van wel. Maar misschien had je erbij moeten zijn… Wij besloten het mannetje maar uit zijn lijden te verlossen en hem naar een voor ons allebei bekende plek toe te laten rijden. Waarschijnlijk ook maar beter. We hadden op de heenweg naar het ziekenhuis al één van zijn (vele) collega’s bijna een hartaanval bezorgd. Oude Indonesische mannetjes zijn niet gemaakt om op de fiets een kwartier lang twee volwassen Europeanen rond te rijden.

image

Oh Sólo Mío?

De becakbestuurders zijn overigens een soort verkapte daklozen. Veel slapen ‘s nachts in hun becak langs de kant van de weg. Het lijkt erop dat iedereen die geen gewone baan kan vinden een becak koopt (of bouwt) en zo nog wat geld bij elkaar probeert te schrapen. Maar zoals met veel dingen in Indonesië zijn er hier ook weer veel te veel van, waardoor het geen rendabel beroep kan zijn. 
Bij gebrek aan tijd om om zelf de paleizen te bezoeken, moesten we genoegen nemen met de uitgebreide verslagen van Elle. Ons bezoek aan Solo was een interessante ervaring, maar om andere redenen dan we van tevoren hadden gedacht.

Vlak onder Solo ligt Yokyakarta, de culturele hoofdstad van Java. Er was veel te zien in de stad en na een wandeling waarin we door 100 verschillende mensen (fietstaxi’s, paard en wagens, gidsen, verkopers, etc) zijn aangesproken, kwamen we aan in het paleis van de sultan. Daar kregen we een rondleiding in het Nederlands. Deze bestond voornamelijk uit ingestudeerde taalgrapjes, die even leuk waren, maar steeds ergerlijker werden. Misschien dat we in het Engels meer informatie los hadden kunnen krijgen. Het hoogtepunt was een kijkje ‘achter de schermen’ bij de hofdames die met batik bezig waren. Uiteraard was Lisa meteen verkocht en kan ze nu zeggen dat ze eigenaar is van een sjaal die handgemaakt is door de hofdames van de sultan!
Eenmaal weer buiten hoopten we even rustig te kunnen zitten, maar in Indonesië is die hoop altijd tevergeefs. Een oud mannetje met een fietstaxi probeerde een gesprek met ons aan te knopen. We wisten dat het oude waterpaleis, een soort zomerverblijf van vroegere sultans, op loopafstand lag, dus we waren in eerste instantie niet geïnteresseerd in deze chauffeur. Opvallend was echter dat hij tegen ons zei: “Je kunt prima lopen, dan moet je daar en daarheen. Maar als je geen zin hebt om te lopen kan ik jullie ook brengen.” En vervolgens noemde hij een redelijke prijs. Een dergelijke oprechtheid kwamen we niet vaak tegen en dus besloten we van zijn aanbod gebruik te maken. Vervolgens bleek hij veel van het waterpaleis te weten en gaf hij ons een leuke, boeiende rondleiding; veel informatiever dan die van die grapjas in het echte paleis. Daarna fietste hij ons nog een stuk verder naar een restaurant. Hij bleek 74 te zijn en nog zo fit als een hoentje. Dé uitzondering die mijn eerder opgestelde regel over oude mannetjes met fietstaxi’s bevestigt!
image

De volgende dag huurden we een scooter om naar Borobodur te gaan. Elle was met een tour mee gegaan, maar wij hadden daar geen zin in. We wilden liever wat meer vrijheid. Het was zo’n anderhalf uur rijden, voor een groot deel door mooi buitengebied. Borobodur is een indrukwekkend Boeddhistisch bouwwerk met meerdere verdiepingen en in het midden één van de grootste stoepa’s ter wereld. Een stoepa is een boeddhistisch bouwwerk in de vorm van een soort stenen bel, die relikwieën van een heilige bevat. Het was mooi om op elke etage een rondje te lopen (voor zover dat kon, sommige delen waren helaas afgezet) en de vele in steen gekerfde beeltenissen en boeddhabeelden te bekijken. Het lopen van de rondjes (belangrijk onderdeel van het Boeddhistische ritueel) was ook een mooie manier om te ontsnappen aan de grote menigte, die voornamelijk de hoofdtrap op en neer liep. Toen we weer naar de uitgang wilden, werden we volledig omgeleid langs tientallen kraampjes die allemaal dezelfde souvenirs verkochten. Wederom een voorbeeld van Indonesische overdaad.

image

Zoek de stoepa

Op 5 maart verlieten we Yokya. Met een gezellige avond in het uitgaanscentrum van Bandung als tussenstop, bracht de trein ons in de Indonesische hoofdstad Jakarta. Tot dan toe hadden we nog niet veel gemerkt van het Nederlandse verleden dat Indonesië gekend heeft. We zagen het eigenlijk alleen terug in de taal die veel woorden van Nederlandse oorsprong kent: handdoek = handuk, kamer = kamar en uitlaat = knalpot. Je ziet het terug in administratieve zaken met woorden als “notaris” en “sekretaris”. En veel woorden uit de ambtenarij zoals “poskantor”, “loket” en “koffie”. Oh, en daarbij toch nog iets anders dat uit Nederland is overgewaaid: bitterballen! Niet helemaal hetzelfde, vaak met kaas in plaats van vlees. Maar toch, goede invloed!
Over ambtenarij gesproken, in Indonesië zijn ze niet vies van een beetje bureaucratie. Het gebeurt regelmatig dat je bij het ene loket een ticket koopt, welke je een meter later bij iemand anders weer in mag leveren. Een beetje dubbelop.
In Jakarta was meer van de Nederlandse historie terug te vinden. In het historisch centrum en in de oude haven waren herkenbaar Nederlands koloniale gebouwen te vinden. Hier hebben ze duidelijk van de Nederlandse elementen een toeristische attractie gemaakt. Toch leuk om rond te lopen.
image

image

Jammer dat we weer niet de tijd kregen om rustig om ons heen te kijken. Dit keer waren het groepjes middelbare scholieren die het op ons hadden gemunt. We hadden wel vaker de vraag gekregen van scholieren of ze ons mochten interviewen. Blijkbaar sturen scholen hun leerlingen regelmatig de straat op om buitenlanders te interviewen ten behoeve van de Engelse les. Het stelt weinig voor, dus daar werken we altijd braaf aan mee. Maar dit keer stond het hele plein vol met groepjes scholieren. Als het ene groepje met je klaar was, kwam er direct een ander groepje op je afgestormd. We voelden ons net celebrities die probeerden te ontkomen aan hun groupies. In het begin was het leuk, maar nadat we een halfuur lang alledrie los van elkaar het ene na het andere groepje hadden afgewerkt, werd het behoorlijk irritant. Had ik het woord “overdaad” al gebruikt?
image

image

Dit was overigens onze laatste dag samen met Elle. Zij ging op 7 maart in haar eentje verder naar Sumatra. Lisa en ik waren ook van plan die kant op te gaan, maar hadden eerst nog een kleine d-tour in gedachten.

Korte achtergrond van deze d-tour: Sanders opa heeft van 1946-1949 in militaire dienst in Indonesië gezeten. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen Indonesische onafhankelijkheidsstrijders in opstand tegen het Nederlandse bestuur en het Nederlandse leger probeerde daar een stokje voor te steken. Uiteindelijk hebben de Nederlanders zich in 1949 alsnog teruggetrokken uit Indonesië. Sanders opa is helaas een aantal jaar geleden overleden, dus we kunnen hem niks meer vragen, maar hij heeft een deel van zijn ervaringen uit die tijd opgetekend in zijn levensverhaal. Indrukwekkend om te lezen hoe ze zo jong en met zo weinig informatie (bijvoorbeeld over hoe lang ze weg zouden blijven) in een totaal onbekend land worden neergezet en ineens oorlog moeten voeren. Nu wij in datzelfde land waren, kwam zijn verhaal voor ons nog meer tot leven. Extra speciaal is ook dat Sanders opa hier Sanders oma heeft leren kennen, die als verpleegster werkzaam was. In een romantische bui zou je dus kunnen concluderen dat deze plek bepalend is geweest voor Sanders bestaan.
Opa is op drie plekken gestationeerd geweest: eerst in Buitenzorg (nu Bogor), daarna Tjitjoeroeg (nu Cicurug) en tenslotte Sukabumi. Ons plan was om dezelfde route af te leggen door vanuit Bogor een dagtrip naar de andere twee plaatsen te maken. Bogor ligt een uur met de trein onder Jakarta. Uit opa’s verhaal wisten we de straat waarin hij had gewoond. Deze straat bleek nog steeds één van de grote straten van Bogor die het station verbindt met de ingang van de befaamde botanische tuinen. Het was moeilijk om je in te beelden hoe het er toen uit moet hebben gezien – zo druk en bebouwd is het nu – maar met wat inlevingsvermogen en opa’s beschrijving kun je je er toch een voorstelling van maken. Bijzonder om op die plek te lopen! We brachten ook een bezoekje aan het toeristische hoogtepunt van Bogor, de botanische tuinen. Deze hadden in opa’s tijd al wereldwijde bekendheid en we hebben zelfs een foto van mijn opa genomen in die tuinen. Toen wij er waren begon het helaas al vrij snel te stortregenen. We hebben een uur geschuild en zijn toen afgedropen, dus veel hebben we er niet van gezien.

image

Buitenzorg (Bogor) met op de achtergrond de vulkaan Salak die opa destijds beklommen heeft.

De volgende dag hadden we onze trip naar Cicurug en Sukabumi gepland. Er zou een trein moeten rijden naar beide plaatsen, maar informatie hierover was moeilijk te krijgen en uiteindelijk bleek deze maar twee keer per dag te gaan waarvan één keer om 5.00 ‘s ochtends. Bleef over de optie tot het huren van een scooter. Dit was tot nu toe altijd de normaalste zaak van de wereld geweest in toeristische steden (ook op Java), maar de eigenaresse van ons hostel (die er ook op uit was om ons te strikken voor haar stadswandeling) deed alsof we gek waren: “this is no Bali”. Sander had online een verhuurbedrijf gevonden, maar die lag een eindje buiten het centrum. Het was lastig om erachter te komen hoe we daar moesten komen. Op straat wilde iedereen iets van ons, maar van enige behulpzaamheid was nauwelijks sprake. Zo gauw bleek dat wij niks wilden kopen, waren we niet interessant meer. Het gaat de meeste Indonesiërs die wij tegen kwamen maar om één ding: geld. Zelfs de tourist information was alleen maar bezig met ons een tour aan te smeren. Voor Sander, enigszins geëmotioneerd door de achterliggende gedachte bij deze dag, was al dit geschreeuw al snel te veel. Lisa toonde gelukkig meer doorzettingsvermogen waardoor we uiteindelijk een normale taxi (geen fiets of paard, maar auto!) vonden die ons maar de plek van bestemming bracht. Daar aangekomen echter bleek het verhuurbedrijf onvindbaar. Het had zo’n professionele website, maar leek in rook op te zijn gegaan. Voor Sander was dit een beetje de spreekwoordelijke druppel met betrekking tot zijn beeldvorming van Indonesië. Het is een mooi land om op vakantie te gaan met een westerse portemonnee. Dan kun je heerlijk alle toeristische dingen doen en je verbazen over hoe goedkoop alles is. Maar als je afhankelijk bent van deze lage prijzen en wel eens een onafhankelijk plan wil trekken, moet je erg sterk in je schoenen staan. Wat dat betreft staat de “durian” vrucht symbool voor Indonesië. Deze vrucht vind je hier overal. Zijn geur is zeer omstreden, maar als je je hierdoor niet te veel laat afschrikken en je open staat voor een nieuwe smaak, word je beloond met zoetheid. En tsja, de ene keer heb je nou eenmaal meer zin om iets uit te proberen dan de andere keer. Voor ons was het nu in ieder geval niet helemaal het geschikte moment.

image

Een durian vrucht

We sloten echter ons bezoek aan Indonesië nog wel af met een lekker toetje: een jungle tocht in het noorden van Sumatra. Daarover snel meer!

Liefs,
Lisa en Sander
image