Nadat we op dinsdag 3 maart Steven hadden uitgezwaaid, begonnen we aan onze laatste week in Zuid-Amerika. We bleven nog twee nachten in Mendoza zelf. Daar ontdekte Lisa de “Govindas”. Een vegetarisch restaurant met een mooi concept: een lopend buffet waarvan je alles mag opscheppen wat je wilt en je betaalt voor het gewicht, ongeacht wat je hebt gepakt. Ze hadden veel verschillende keuze en goede kwaliteit, voor ons meteen een reden om daar in de rest van de week drie keer eten te halen!
Van donderdag tot zaterdag verbleven we op een camping een eindje buiten de stad. Heerlijk rustig, groen, een zwembad en zicht op de Andes in de verte. Ik had één van onze hangmatten tussen de bomen gespannen en zoals gebruikelijk in Argentinië hadden we onze eigen picknicktafel en stenen barbecue. En wat was het heerlijk om na drie weken hostels weer even in ons tentje te wonen! De barbecue hebben we overigens slechts gebruikt voor één ding: het verbranden van een boek. Aangezien we allebei zijn opgevoed met een groot respect voor boeken, is enige toelichting nodig. Door de boekenruil methode die wij hanteerden, waren er niet altijd aansprekende boeken voor handen en waren we soms gedwongen ons tot boeken te wenden die we anders nooit waren gaan lezen. Dat is deels de charme ervan, maar soms ook erg frustrerend. De grootste deceptie was het boek From the Corner of his Eye van Dean “Downie” Koontz. Onze editie begon met 5 bladzijdes vol referenties waarin Koontz’ talent alom geprezen werd. Wat een bull-shit. Het idee van het verhaal was best boeiend en het ontwikkelt zich in het begin best interessant, waardoor je geboeid raakt en verder wil lezen. Maar het was zo ontzettend slecht geschreven dat we ons vanaf de eerste tot en met de laatste letter eraan hebben geërgerd. Zijn zwaar overtrokken quasi poëtische stijl – op een gegeven moment sloegen we standaard de eerste inleidende “setting the scene” zin van elk hoofdstuk over – en uiteindelijk de enorme anti-climax met een “heppie de peppie, iedereen houdt van elkaar” einde, maakte ons misselijk van boosheid en boos van misselijkheid. Toen we het eindelijk uit hadden, hadden we slechts één wens: het zien branden!
De zoete helderblauwe lucht, die als een verstikkende deken over ons heen hing, vermengde zich met een opstijgende en langzaam donkerder wordende grijstint, die vervolgens als een zijden laken van opluchting op ons neerdaalde.
(Voor wie dit een mooie zin vindt, heb ik nog een goede leestip: “From the Corner of his Eye” van Dean Koontz!)
Op zaterdag 7 maart vertrokken we naar Santiago in Chili. De busreis ging dwars door de “Cordillera” (zo noemen ze de Andes in Chili en Argentinië) en dit was toch wel weer heel erg mooi. We genoten er echt van dit landschap weer even te kunnen zien. Blijkbaar raak je daar toch niet zomaar op uitgekeken en vergeet je soms wat je mist als je weer een tijd in vlakker gebied hebt doorgebracht. Dat laatste is waarschijnlijk de reden dat mensen het überhaupt in Nederland kunnen uithouden. We reden en passant nog over één van de highlights van onze reisgids. Letterlijk! Deel van deze route is een stuk weg met een aaneenschakeling van 28 haarspeldbochten! Een heel apart gezicht om kilometers weg in elkaar geduwd voor je te zien liggen. Aan de grens gedroeg de bussteward zich als een soort drilsergeant en moesten we exact in de rij gaan staan zoals hij het wilde. Alle ontspannen reizigers zaten elkaar een beetje schouderophalend aan te kijken (“waar heeft die kerel last van?”), erg vermakelijk. We kwamen overigens wederom met al onze etenswaren over de grens!
In Santiago zaten we in misschien wel het beste hostel tot nu toe. Erg schoon en ruim, heel prettig! Net als Buenos Aires heeft Santiago een goed metrostelsel. Zo ideaal! Ook was er weer een uitgebreid aanbod aan “free walking tours”, wat ons voor twee dagen een hoofdactiviteit opleverde. De eerste werd een aparte ervaring doordat wij de enige twee deelnemers waren. De studente die de tour gaf trok zich er weinig van aan en gaf ons gewoon een privétour. Ze zorgde met haar enthousiaste verhalen ervoor dat het geen moment ongemakkelijk werd. Santiago is topografisch en geografisch verdeeld door een rivier. Toen de Spanjaarden Chili veroverden stuitten ze bijna overal op (al dan niet terecht) agressieve indianen. Zo niet rondom Santiago. Daar zat een indianenvolk dat veel kalmer was en bereid de Spanjaarden met rust te laten als zij ook met rust werden gelaten. Ze kwamen als snel tot de overeenstemming dat het stuk land boven de rivier voor de indianen was en dat de Spanjaarden onder de rivier hun eigen gang konden gaan. Dit heeft er voor gezorgd dat het (economisch) hart van de stad zich onder de rivier bevindt. Boven de rivier is altijd meer landbouw geweest en nu de stad zich ook die kant op heeft uitgebreid, vind je daar meer de volkswijken. Niet voor niks bevindt de grote traditionele markt zich ook boven de rivier. Onze gids leidde ons over de markt en liet ons ‘pauzeren’ bij een kraampje van een oude man die al meer dan 60(!) jaar op die markt stond. Daar proefden we “mote con huesillo”, een traditioneel Chileens toetje bestaande uit gekookte, gedroogde perzik met een soort graan in perziksap, best lekker! Tijdens die pauze hebben we een hele tijd met onze gids zitten kletsen over de maatschappelijke verschillen tussen Chili en Nederland. Het viel ons op dat we qua beleving van de tijdsgeest zoveel meer op één lijn zaten dan we van tevoren hadden gedacht. Op bepaalde vlakken lopen ze in Chili echt wel achter op ons, maar voor een groot deel loopt de Chileense jongere / student tegen dezelfde dingen aan als wij hier. Erg leuk om zo met iemand in gesprek te raken! Na afloop hebben we zelfstandig nog een paar (letterlijke) hoogtepunten van de stad bekeken.
De tour op dinsdag was aardig, maar behalve sommige street-art niet zo bijzonder.
Dinsdagavond was onze allerlaatste avond in Zuid-Amerika, dus we wilden nog wel iets speciaals doen. De gids van maandag en de gids van dinsdag waren heel verschillend, maar ze hadden één ding gemeen: ze drukten ons op het hart dat we een terremoto moesten gaan drinken in La Piojera. La Piojera is een echt volkscafé dat ooit een chiquere naam droeg. Echter, toen een voormalig president een keer dorst had en aan een staflid vroeg wat zijn favoriete kroeg was, bracht hij op diens aanraden een bezoek aan dit café. De president, die zich normaal in andere kringen begaf, was zo geschokt door het volkse karakter van de kroeg, dat hij de naam liet omdopen tot “La Piojera” (“de hoofdluis”). Een “terramoto” (“aardbeving” – die kennen ze wel in Chili) is een traditionele cocktail met zoete witte wijn, een likeur en citroenijs. De consensus was duidelijk dat La Piojera de beste terremotos maakt. Het café bleek echt te zijn zoals ze het hadden beschreven: allerlei volk door elkaar; van studenten tot de lokale stamgast tot stelletjes. In het begin voelde het even ongemakkelijk omdat je het gevoel had dat je er niet thuis hoorde, maar deze plek is écht open voor iedereen en niemand kijkt ergens van op. En iédéréén daar drinkt terremotos! En ja, ze deden hun naam eer aan. Zeker Lisa voelde de grond af en toe wel een beetje schudden toen we naar huis liepen… Het was een heerlijke avond om ons Zuid-Amerika avontuur mee af te sluiten!
De volgende dag (woensdag 11 maart) konden we rustig onze spullen inpakken en vertrekken naar het vliegveld. Ik was nog even eigenwijs bij het wisselkantoor en weigerde ons Boliviaans geld eerst in Chileens geld om te wisselen om het vervolgens weer naar Australische dollars te wisselen en daarbij twee keer de commissie van het wisselkantoor te moeten betalen. Met als gevolg dat ik nu nog steeds met meer dan 60 euro aan Boliviaans geld zit. Soms kun je toch beter de morele verliezer zijn en de praktische winnaar. Onze laatste Zuid-Amerikaanse les zullen we maar zeggen!
Sur America, usted fue muy bonita, linda y hermosa. Nos vemos! Gracias! Ciao!
Nu zal Lisa weer het stokje overnemen en jullie vertellen hoe het haar in Australië vergaat!